Tijdens Pluk de Nacht nemen filmliefhebbers bezit van het Stenen Hoofd. We voelen ons er de koning te rijk. Maar wij zijn niet de enigen. Wat leeft er nog meer, hier op en om de oude pier? Deel III, tot slot, in een miniserie: het echte werk.
In deze rubriek heb je kunnen lezen over wat er zoal om het Stenen Hoofd heen zwemt: zwartbekgrondels, Chinese wolhandkrabben en zoetwaterkreeften bijvoorbeeld. Maar wat leeft er óp het Stenen Hoofd? Het antwoord is: helemaal niet zo veel. Het Stenen Hoofd is immers… van steen. De fauna op de oude pier is niet erg spectaculair te noemen. Er zitten zelfs geen ratten, omdat de zijkanten van de pier te steil voor hen zijn (anders dan bijvoorbeeld bij EYE).
De flora is wel bijzonder, voor wie het interesseert. Er leven bijzondere, beschermde varens op de kanten van de pier, met de schubvaren als onbetwist hoogtepunt. In de jaren tachtig werd het eerste, voor Nederland unieke exemplaar ervan op het Stenen Hoofd ontdekt. Inmiddels vind je er de grootste populatie van Nederland. En er groeien nog veel meer bijzondere varens: de steenbreekvaren, mannetjesvaren en de wijfjesvaren, om er een paar te noemen. De harten van de meeste mensen zullen hier wellicht niet sneller van gaan kloppen. Ook stadsecoloog Martin Melchers wordt er niet erg warm of koud van. Planten bestuderen vindt hij toch iets minder interessant dan dieren. “Dat kan altijd nog als je echt bejaard bent”, zegt hij tongue in cheek. Om er meteen aan toe te voegen dat hij zelf al bijna zeventig is.
Vroeger was het plantenleven spannender op en om het Stenen Hoofd. Toen had je ernaast zowel de nog in bedrijf zijnde graansilo als een rangeerterrein voor treinen. Allebei ideale plekken voor ‘adventieven’, “planten die aan je kleren en aan je schoenen meeliften.” Plantenzaad kwam van heinde en verre mee via het toen nog niet zo heel secuur gecontroleerde graan en via de treinen en de vrachtwagens die af en aan reden. Het gebiedje behoorde tot “de rijkste plantenkilometers van Amsterdam”, vertelt Martin. Die tijd is niet meer.
De enigszins magere oogst van wat er óp de pier leeft, wordt misschien een beetje gecompenseerd door wat er ín het water gebeurt. Onlangs zwommen er nog twee bruinvissen (een walvissoort die 1.80 m kan worden) langs het Stenen Hoofd. Sommige mensen dachten dat ze haaien voorbij zagen komen. “Die bruinvissen moeten bij IJmuiden zijn binnen gekomen. Het is behoorlijk diep hier. Het water is brak, maar in de vaargeul is het water wel zo’n vijftien meter diep. Op de bodem is het zoutig. Daar zijn ze langs gezwommen.” En in 2013 zwom er een zeehond langs het Stenen Hoofd. Door de grachten zwom hij tot Carré, waar hij op de foto is gezet. Moe was hij blijkbaar niet, want kort erna werd hij ook nog gespot in het Westelijk Havengebied.
Hoewel de zeehond een zeldzame verschijning was, is het ook weer geen unicum, vertelt Martin: “Sinds 2009 zijn er zeker drie of vier keer zeehonden gezien in Amsterdam. Rondom de grote varende schepen is er veel turbulentie, waardoor de vissen een beetje de kluts kwijtraken – dus zeehonden zwemmen graag mee en slaan dan toe.”
Vóór 2009 was de laatste keer dat er in Amsterdam een zeehond werd gezien in 1950. Daar zit dus een gapend gat tussen. Hel opmerkelijk, en niet meteen verklaarbaar. Maar die recente toename rijmt wel met Martins bredere observatie dat de soortenrijkdom in Amsterdam almaar toeneemt. Weet dus: als je je blik tijdens Pluk een keer kan losmaken van het scherm,van je gezelschap en het kampvuur, en je langs de kant het water in tuurt, dan is het niet ondenkbaar dat je een Kaspische zwartbekgrondel, een Chinese wolhandkrab, een Amerikaanse brakwaterstrandschelp, een bruinvis, een zeehond of… een vreemde varen ziet. En zo niet dit jaar, dan toch hopelijk volgend jaar.
Met dank aan Martin Melchers. Wie nieuwsgierig is geworden kan met Martin op stadsexcursie, een van zijn negen boeken over Amsterdams dierenleven lezen, of online zijn documentaire Haring in ’t IJ (2009, met Merel Westrik) bekijken, een film over het leven van onder meer Amsterdamse ringslangen, vossen en slechtvalken. Momenteel schrijft Martin zijn tiende boek, en werkt hij met Merel Westrik aan hun tweede documentaire.
Foto bruinvis: Erik Christensen