Een Plukje is in principe een voor Pluk de Nacht geselecteerd gifje. Ik zeg ‘in principe’, want er zitten inmiddels ook een paar korte filmpjes tussen. Die weliswaar uit zichzelf opnieuw beginnen met afspelen, maar toch: gifjes zijn het niet; het systeem is nu al verziekt; de regels zijn gebroken en bestaan dus niet meer. En dat door de curator zelf! Très Pluk.
Zo’n gif (spreek uit, in het Engels: dzjif, wat mij betreft – al is http://howtoreallypronouncegif.com het daar he-le-maal niet mee eens – en in het Nederlands, besluit ik bij deze: gif, als in ‘giftig’), die dus eigenlijk de enige échte Plukjes opleveren, is iets bijzonders. Een heel kort filmpje dat vanzelf opnieuw begint, kun je denken – en dan zijn die iets langere korte filmpjes die vanzelf opnieuw beginnen dus niks vreemds meer. Maar zo simpel is het niet.
Ik houd van ultrakorte filmpjes. En ik ben de enige niet: de wereld zit vol éénminuutcompetities, wat soms prachtige (en erg Plukke) dingen oplevert – zeker ook in animatie. Maar een gifje is het niet. Zo’n filmpje heeft meestal juist een duidelijke clou en dus einde. Dat bekijk je één keer. Contra het gifje.
Ik houd ook van flipboekjes. Die komen al dichterbij. Zeker als je alleen maar één eenvoudige beweging flipt, lijken ze op gifjes. Zoals bij de fotoreeksen van fotograaf Eadweard Muybridge, voorloper van de cinema. Zijn eind-negentiende-eeuwse registraties van bewegende dieren en mensen kom je tegen als flipboekjes en gifjes. Maar de meeste flipboekjes hebben wel een clou. Bovendien blijven ze zich niet uit zichzelf herhalen – en dat is cruciaal.
Want een goed gifje is niet helemaal cinema. Een goed gifje zitten tussen fotografie en cinema in. Met aan het fotografische uiterste iets wat je ‘een bewegende foto’ zou kunnen noemen. Denk aan een wapperende vlag of aan de branding. Bewegingen zonder begin of einde, die de kijker nog meer rust bieden dan een foto had kunnen doen. Het dansen van een kaarsvlam. De waterval in het Chinees restaurant, die met lichteffecten eindeloos lijkt te stromen. Ingelijst als een schilderij – een bewegende foto voor aan de muur.
Dat zijn goede gifjes. Maar nog geen Plukjes.
Een Plukje leunt naar de cinemakant van het gifje. Verhalend, prikkelend, inhoudelijk, thematisch, verrassend. Maar wel – en dat is cruciaal – repetitief. Als een gifje niet beter wordt door herhaling, en als het einde van het gifje niet mooi aansluit op het begin, is het geen goed gifje en dus ook geen goed Plukje. Heel eenvoudige bewegingen – een hand door het haar, een kus – kunnen betoverend worden door herhaling. En kunnen een goed Plukje zijn.
Maar er is meer aan de hand. De eindeloze herhaling maakt het tijdelijke eeuwig. Het lost een probleem van de cinema op: door vast te leggen wat gebeurt, bewaart de cinema het vergankelijke; maar tijdens het afspelen verglijdt de tijd opnieuw, als zand door je vingers. Een herhaling die de vergankelijkheid evenveel bevestigt als bevecht.
Een Plukje, daarentegen, is een gifje dat een moment van schoonheid eindeloos herhaalt, zodat elk miniem aspect bestudeerd kan worden, zodat de schok van vergankelijkheid direct wordt beantwoord met herhaling op herhaling op herhaling, alsof de tijd niet verglijdt, alsof de dood niet naderbij komt, alsof het tijdelijke zichzelf heeft verruild voor het eeuwige en daarmee een dikke middelvinger opsteekt naar het einde. Het is cinema zonder ‘The End’.
En wat voor schoonheid maakt dan precies een Plukje? Dat is net zo min als de overige programmering van Pluk de Nacht definitief in woorden te vangen. Het is zoals de Amerikaanse rechter zei over porno: “I shall not today attempt further to define the kinds of material I understand to be embraced within that shorthand description; and perhaps I could never succeed in intelligibly doing so. But I know it when I see it.” Of wat Louis Armstrong antwoordde op de vraag wat jazz is: “If you gotta ask, you’ll never know.”
Maar als je het ziet, dan weet je het.
KEES