Wild Bill
- long
- 98 min
- English spoken
Wat doe je, als je na acht jaar cel thuiskomt, en ontdekt dat de moeder van je inmiddels bijna 16- en 11-jarig zoons met de noorderzon is vertrokken? Wild Bill’s eerste reactie is zijn biezen te pakken. Maar daar wordt door zoonlief een opportunistisch stokje voor gestoken – en dan begint Bills moeizame reis op weg naar vaderschap.
‘Ze kunnen toch goed voor zichzelf zorgen?’ schouderophaalt Bill in een gesprek met zijn reclasseringsambtenaar, waarop deze geduldig uitlegt dat zijn kinderen van 15 en 11 echt nog iemand nodig hebben om voor ze te zorgen. Bill zit er niet op te wachten (‘Ik ken ze niet echt’) en oudste zoon Dean evenmin, maar die begrijpt dat zijn vaders tijdelijke aanwezigheid noodzakelijk is om de kinderbescherming buiten de deur te houden. Ondertussen hebben Bills voormalige partners in crime lucht gekregen van zijn vrijlating – er zijn nog wat appeltjes te schillen – en raakt jongste zoon Jimmy in sneltreinvaart op het slechte pad.
Debuterend regisseur Dexter Fletcher serveert het verhaal met flair – te veel uitleg wordt vermeden, maar de verhoudingen worden duidelijk in de vele, soms droogkomische, soms op het randje van ontroerende situatieschetsen: Bills ontwaken na zijn eerste (comateuze) nacht thuis op de bank, terwijl zijn kinderen ontbijten voor ze respectievelijk naar het werk en school gaan; Bills eerste leugentje tegen Jimmy’s lerares om straf te voorkomen; Bills niet geheel gewaardeerde verjaardagscadeau, dat van Dean een man moet maken. Gevoelens van schuld, wrok, liefde en vriendschap komen terloops voorbij, bijvoorbeeld in de vorm van tienermoeder Steffy – door Dean begeerd – die met een enkele opmerking (‘Als je niets vraagt, weet je ook niets’) duidelijk maakt hoe de vork in de steel zit. De terloopsheid geldt ook voor het soms behoorlijk expliciete geweld, en de dreiging ervan. Want de drugsgangsters mogen er sukkelig uitzien, voor de poes zijn ze allerminst. En medelijden komt in hun boevenwoordenboek niet voor, zelfs niet als het gaat om 11-jarige runners die uit angst voor de politie de zakjes met met bakpoeder versneden cocaïne in de put dumpen.
Ondanks alle ellende voelt Wild Bill licht, dankzij de frisse en goed gedoseerde humor waarmee de film is doorspekt. Maar het heeft ook zeker te maken met de wat laconieke blijmoedigheid waarmee Bill zich door elke nieuwe veeleisende situatie beweegt. Niets met de handen in het haar zitten: de plee schoonmaken, een shepherds pie bakken, papieren vliegtuigjes vouwen, een baan (als je het promoten van een schoenenuitverkoop tenminste zo mag noemen) vinden, je lastige voormalige misdaadmaatjes op hun gezicht timmeren! Dat houdt de moed en de vaart erin.
De personages in de film zijn heerlijk likeable, want zo herkenbaar menselijk in hun falen en hun kleine verlangens – zelfs voor de wat eendimensionale slechterikken kun je nog wat sympathie opbrengen. Daarvoor gaan de credits natuurlijk vooral naar de acteurs, met Charlie Creed-Miles als de op het eerste oog volstrekt zelfzuchtige en tot mislukken gedoemde vader en Will Poulter als de nukkige, hoekige, te snel volwassen geworden puber, als voortrekkers.
Nicole Santé