Flight of the Conchords
- long
- English spoken
Pluk luistert. Vorig jaar won de Nieuw-Zeelandse komedie Eagle vs. Shark de Pluk Publieksprijs. Die film wordt gedragen door acteur Jemaine Clement, met zijn brede kaaklijn en zijn broedende blik onder zware wenkbrauwen. Dit jaar vertoont Pluk de eerste twee afleveringen van Jemaine’s volgende project, de onweerstaanbare comedyreeks Flight of the Conchords.
Hij zegt zelf dat hij eruit wil zien als ‘een oger die in een bibliotheek werkt’. En dat lukt behoorlijk. Deze uitspraak tekent het soort humor waarmee de twee helden van Flight of the Conchords tegen elkaar aan praten: koppig, tegendraads, zichzelf herhalend, slecht luisterend, met uitgestreken smoelen, egocentrisch, lui en een tikje dom. Pubers, maar dan zonder een grijntje hormonale energie. Ze praten niet eens langs elkaar heen, maar tegen elkaar aan. Alsof ze verbale balletjes tegen elkaars hoofden stuiteren en zelf weer opvangen. Als dat lukt; vaak vallen ze ook gewoon op de grond. Of gooit iemand hem zelf nog een paar keer in de lucht, terwijl de ander al niet meer luistert.
Wacht eens even: twee helden? Ja, Jemaine Clement (‘Jemaine’, in de serie) krijgt tegenspel van Bret McKenzie (‘Bret’, in de serie – overigens de zoon van acteur Peter McKenzie, Elendil in The Lord of the Rings), maar die is toch vooral de Frans van Dusschoten voor Jemaine’s André van Duin. De aangever – wat ‘ie overigens prima doet.
Ze zijn (en spelen) twee Nieuw-Zeelanders in New York, die het proberen te maken met hun band Flight of the Conchords. De band heeft een weinig behulpzame manager en één fan, de hilarisch geobsedeerde (maar getrouwde) Mel. Hun carrière loopt voor geen meter, maar er wordt in de serie wel veel gemusiceerd. Om de zoveel tijd beginnen ze een lied te zingen, in uiteenlopende stijlen – vaak in een soort parodie op muziek uit de jaren tachtig. Zoals het robotlied in aflevering 1, waarin ze met clichématig monotome stemmen dingen zingen als: ‘There is only one kind of dance: the Robot.’ ‘And the Robo Boogie.’ ‘Oh, yes. Two kinds of dances.’ Of het geweldige lied (een van hun beste) ‘The Most Beautiful Girl in the Room’, waarin Jemaine in de volle overtuiging van zijn eigen sexy uitstraling zingt voor het mooiste meisje in de kamer, over dat zij in een willekeurige straat waarschijnlijk tot de drie mooiste meisjes van die straat zou behoren (afhankelijk van de straat) en dat ze best in deeltijd als model zou kunnen werken – maar dat ze haar gewone baan wel beter kan aanhouden.
Die liedjes zien eruit als korte videoclips, waarna het verhaal gewoon weer doorgaat. Hoewel dat verhaal niet veel om het lijf heeft. Slackers, heet dat in Amerika. Rondhangende nietsnutten die ervan overtuigd zijn dat ze ooit die hit zullen scoren of op zijn minst een keer seks zullen hebben. Als Jemaine klaagt dat hij in New York nog met niet één vrouw wat gedaan heeft, beurt Bret hem op dat hij hier in elk geval al met veel hetere vrouwen seks wil. Ja, dat klopt, zegt Jemaine, en fleurt alweer wat op. Bret, bemoedigend: ‘You don’t just talk about it. You talk about it a lot.’ Jemaine, tevreden: ‘Yeah, I suppose I do talk a lot about getting with some very hot women.’ En op zo’n moment zijn het toch echt twee vrienden.
Kees Driessen