The Last Man
on Earth
- long
- 100'
- English subtitles
Onze held is een verlegen en gefrustreerd buitenbeentje. Zelfs de alien die bij zijn vader in de tuin landt, aardt gemakkelijker dan hij (en heeft, als je er eenmaal aan gewend bent, ook een minder vreemde kop). Dit is arthouse-sciencefiction: met weinig budget maar goeie acteurs en veel ideeën.
Het is dit jaar denk ik ook de beste locatiefilm van Pluk. Locatiefilm? Locatiefilm. Ik leg het uit.
Een locatiefilm is een film die sterker wordt door de specifieke plek waar hij wordt vertoond. In een gewone bioscoop maakt dat meestal niet veel uit, omdat die er van binnen allemaal ongeveer hetzelfde uitzien (hoewel het absoluut een verrijking is om na een New Yorkse Woody Allen Woody Allens New York in te stappen).
Een openluchtbioscoop heeft andere eigenschappen. Soms zijn er toevalligheden die net mooi uit komen (een beetje regen, net als het in de film regent – dat soort dingen). En soms kun je het wel min of meer voorspellen, zoals vorig jaar met de documentaire De engel van Doel, die zich afspeelt op de onzekere rafelrand van een bouwlustig havengebied – net als het Stenen Hoofd zelf.
Ik hoop dat het een mooie onbewolkte avond is (dekens mee!) als L’ultimo terrestre (‘De laatste man op aarde’) wordt vertoond. De film begint met een Italiaanse sterrenhemel. Wat zou het mooi zijn, als die in de onze overloopt! Zodat we ook recht omhoog kunnen kijken en denken: ja, daar zitten ze. De aliens. De ultieme goedkope special effect. Terwijl op de geluidsband een radioprogramma klinkt waarin een beller klaagt over dat als die aliens komen, toch alleen maar weer de rijkste voetbalclubs ze kunnen betalen.
Er zit humor in L’ultimo terrestre. Maar ook spanning en drama. Naargeestige menselijke verhoudingen. En warmte, waarheid en welbevinden. Maar vooral erg veel nare, gefrustreerde mannetjes. Het is geen promotiefilm voor Italianen.
De aliens komen er een stuk beter vanaf. Ingewikkelde special effects heeft regisseur Pacinotti, die met L’ultimo terrestre debuteerde en twee kleine prijsjes won in Venetië, niet nodig. Het meeste kon hij zo te zien gewoon kopen in een feestartikelenwinkel. Dit is gedachtensciencefiction, dat niet of nauwelijks gaat over de aliens die komen, maar over de mensen die ze ontvangen.
Ik heb een zwak voor dat soort goedkope sciencefiction. Met een kartonnen tijdmachine (Primer, 2004) of een rammelend ruimteschip (The American Astronaut, 2001). Hollywood heeft sciencefiction veel te lang gekaapt. Sciencefiction moet worden teruggestolen door de kunstenaars, door de arthousefilmers, door Pluk!
Zodat we vragen kunnen stellen als: wie is eigenlijk de grootste alien? Kijk naar de grote ogen, het smalle gezicht en de stevige kin van onze hoofdpersoon, een ober in een bingohal, een schutterige lafaard die nog altijd rouwt om zijn ooit van huis weggelopen ma. Een moederskindje zonder moeder. Op die kin na, lijkt hij bijna een cliché-alien.
Hij is iets minder vrouwonvriendelijk dan zijn (geestige) collega’s, maar is dat niet alleen maar uit lafheid? Hij is een verlegen loser (dus: sympathiek), maar ook een gefrustreerde burgerman (dus: onsympathiek). Hij is nergens thuis op aarde. Maar als hij dat wel zou zijn, zou hij dan een haar beter zijn dan de mannen aan wie hij nu zo’n hekel heeft?
Hij graaft uiteindelijk onverwachts diep, L’ultimo terrestre.
KEES Driessen