Someday My Prince Will Come
- long
- 48'
- English spoken
‘Please d i e carefully’, is te lezen op het door bewoners gemanipuleerde waarschuwingsbord dat de toegang van Siddick markeert. Doodgaan van verveling is een denkbaar gevaar in het dorpje, waar gebrek aan alles een vruchtbare voedingsbodem blijkt voor kalverliefde. Marc Isaacs maakte daar een eigentijds sprookje over, met prinses Laura-Anne in een schitterende hoofdrol.
‘Het voelt alsof ik mijn hart eruit wil rukken en weg wil gooien.’ Vrij aan het begin van Someday My Prince Will Come dicht Laura-Anne deze regels, geschreven ten tijde van een ernstige relatiecrisis. Haar grote liefde Ben kijkt namelijk niet meer naar haar om. Misschien heeft hij zelfs wel een andere vriendin. Voor Laura-Anne is het een ingrijpende gebeurtenis. Want het is niet alleen haar grote, maar ook haar eerste liefde. Ze is tien, Ben bijna elf.
In deze hartveroverende documentaire doet filmmaker Marc Isaacs een jaar lang minutieus verslag van Laura-Anne’s eerste schreden op het liefdespad. Ze pubert nog niet – menstruatie en borsten zijn afwezig – maar ze beschikt net als haar schoolvriendinnen al wel over het complete relatie-idioom. De manier waarop ze erover spreekt, staat in ontroerende tegenstelling tot de manier waarop de relatie in praktijk wordt gebracht. Ze vertelt onbevangen hoe Ben – in de tijd dat alles nog goed was – weleens zijn handen onder haar T-shirt stopte, niet hoger dan de buik. En dat dat dan zo’n fijn gevoel was. Gezellig.
De kinderen, want dat zijn het toch nog gewoon, laten Isaacs heel dichtbij komen. Ontwapenend eerlijk zijn ze over hun gevoelens voor elkaar, hoewel hier en daar de eerste tekenen van volwassenheid (een leugentje om bestwil, een stoere ontkenning) zichtbaar zijn. Laura-Anne schroomt niet om haar diepste zielenroerselen bloot te geven. Hoe het voelt gedumpt te worden door haar vriendje, die in een ook alweer opvallend volwassen brief schrijft dat het hem beter lijkt wat afstand van elkaar te nemen, om vervolgens als het kind dat hij is een dag lang te zeuren om de oorbellen die hij haar ooit gaf (‘Ze zijn toch van mij?’). Hoe ze dan maar op zoek gaat naar een alternatief, in de vorm van haar neef en beschermer Steven, die bij afwezigheid van zijn gedetineerde vader de man in huis is. Hoe jammer ze het vindt dat nu juist Steven familie van haar is, anders hadden zij het perfecte koppel kunnen zijn.
De commentaarloze registraties van de kinderen – vissend, rondhangend, om elkaar heen draaiend op het schoolplein, thuis met ouders en nakomertjes – geven niet alleen diep inzicht in de universele belevingswereld van bijna-pubers, maar ook in de sociale structuur van de onderklasse in een piepklein dorpje in het arme noordwesten van Engeland. De beelden van de haveloze gezelligheid, met bier, sigaretten en klapstoeltjes op straat, onder de tijdloos rondwiekende armen van moderne windmolens, spreken voor zich.
Nicole Santé