Bunny Chow
- long
- 92'
- English spoken
Wat krijg je als je een groepje Zuid-Afrikaanse stand-up komieken op weg stuurt naar een festival, met een paar biertjes en wat vrouwelijke schoon onderweg? Ongeveer hetzelfde als wanneer je een groepje Nederlandse stand-uppers naar een festival stuurt, met een paar biertjes en een paar vrouwen.

Dit is niet wat je verwacht van een Afrikaanse film. Nu zien we hoe dan ook niet veel Afrikaanse films in Nederland, maar als er eentje draait is die normaal gesproken kalm, ingetogen, sfeervol, contemplatief, kortom: langzaam. Bovendien gaan ze eigenlijk altijd over maatschappelijke onderwerpen. De verhouding tussen stad en platteland, tussen moderne tijd en traditie, de rol van religie, politiek, familieverbanden, et cetera. De beelden zijn vaak mooi: uitgestrekte zandvlakten, zinderende hitte in dorpjes met lemen hutten en oude gezichten, getekend door weer en wind en een zwaar leven.
Bunny Chow lijkt daar helemaal niet op. Ten eerste is hij zwart-wit, uit de hand geschoten, losjes, bijna documentair. Sommige scènes lijken in elk geval geïmproviseerd, maar de grens is niet goed aan te geven. Volgens de eindtitels spelen de hoofdrolspelers allemaal zichzelf. Ten tweede is de film verre van contemplatief of sfeervol: hij gaat over drie stand-up komieken in Johannesburg – Joburg. Het is een stadsfilm: het platteland, dorpen, traditie, familie, politiek of religie zijn allemaal ver te zoeken. Deze jongens zijn cool, modern, grootstedelijk en onbevreesd op zoek naar persoonlijke ontplooiing. Dat wil zeggen: seks, drugs en lachen. Dat identificeert meteen een stuk makkelijker!
Veel stand-up zien we niet van ze, helaas. Het zijn meer hangkomieken. Ze lanterfanten, ouwehoeren, zoeken een biertje en stappen in de auto. Alles met z’n drieën of vieren. Drie zwarte stand-uppers en één blanke niksnut die er zo’n beetje omheen hangt (maar wel een paar van de grappigste momenten van de film voor zijn rekening neemt).
Waar die blanke jongen vandaan komt, is me niet helemaal duidelijk. En ik zeg wel ‘blanke’, want dat kan je zien en het is tenslotte Zuid-Afrika, maar in de film wordt daar helemaal geen punt van gemaakt. Ras is geen issue. Het festival waar ze in de film naar toe gaan is ongecompliceerd gemengd. Het meest opvallende verschil tussen blank en zwart is dat blanken vaker snorren hebben.
Dit is modern Afrika. Zuid-Afrika, het land waar de hele regio en eigenlijk heel Afrika grote verwachtingen van heeft. Mocht je toch een maatschappelijke boodschap uit deze film willen halen, let dan op hoe onbezorgd deze komieken over hun carrière praten. Toch niet het meest zekere bestaan, zou je denken, maar daar zitten ze niet mee. Hun grootste probleem zijn vrouwen. Hoe ze te krijgen en hoe ongemerkt vreemd te gaan als je ze hebt?
Ze praten erover, ze flirten met wat er maar voorbijkomt en ze ontkennen alles als het ontdekt wordt. Ze zien er ook geen been in elkaars vriendinnetjes af te pakken – erg aardig zijn ze eigenlijk niet. Als vriend in dit vriendengroepje moet je erop rekenen langs de snelweg gedumpt te worden, je vriendin kwijt te raken of uitgelachen te worden als je hart is gebroken. Toch blijven ze bij elkaar, ouwehoerend, bier drinkend en lanterfantend. Ze laten het allemaal maar zo’n beetje over zich heen komen, met een bijbehorende soundtrack van hiphop, reggae en andere loungy beats. Zo moet je ook maar kijken naar deze film: onderuitgezakt, biertje erbij, een beetje flirtend. Dan is het Stenen Hoofd net Joburg.
Kees Driessen