Belovy
- long
- 60'
- English subtitles
Dit is de bekendste film van het Amsterdamse IDFA, het grootste documentairefestival ter wereld. Hij won in 1993 (als enige film in de geschiedenis van het festival) zowel de belangrijkste juryprijs als de publieksprijs. Regisseur Victor Kossakovski is al jaren de populairste gast op het festival en de festivaldirecteur noemt het nog altijd haar favoriete documentaire.
Dat zou voldoende aanprijzing moeten zijn om te komen kijken, want ook al is de film al vijftien jaar beroemd in kleine kring, hij is nooit in de bioscoop te zien. Roem kan echter ook tegen een film werken: als je – zoals ik – al vijftien jaar hoort dat Belovy zo’n geweldige film is, dan kan hij eigenlijk alleen maar tegenvallen. Maar dat doet hij niet!
De documentaire blijkt tijdloos. Goed, er zijn wat aanwijzingen dat we ons bevinden in de vroege jaren negentig: tijdens dronken Russische tafelgesprekken valt de naam Jeltsin en tijdens een van de vele knetterende ruzies tussen broer en zus Belov (de titelhelden van de film) noemt hij haar ‘een voorbeeld van de gevaarlijkste kanten van de Sovjet-Unie!’ En dat terwijl hij nog maar kort daarvoor, ook al in aangeschoten toestand, de filmmakers had gezegd dat niemand het recht heeft iemand anders te beoordelen. ‘Laat elkaar met rust’, oreerde hij, ‘laat ieder zich op natuurlijke wijze ontwikkelen.’ Zijn dronkenschap is echter weinig consequent, wat enkele van de grappigste maar ook een paar van de pijnlijkste momenten van de film oplevert. Het ene moment preekt hij als de tsaar zelf, met oekazes als ‘Ik schaf de doodstraf af!’ en ‘Speelgoed moet verboden worden!’, het volgende moment schreeuwt hij zijn hardwerkende zus toe: ‘Mensen als jij moeten worden uitgeroeid!’ Dat beeld, van twee eenzame zielen in een krakkemikkig huisje die zichzelf in leven houden als aanmodderende keuterboertjes, is ongetwijfeld nog overal in de voormalige Sovjet-Unie te vinden en dat zal over nog eens vijftien jaar niet anders zijn. In die zin oogt de film tijdloos.
‘Je moet ons niet filmen,’ zegt zus tegen de filmmakers, ‘we zijn maar gewone mensen, daar is niks bijzonders aan.’ Haar broer werpt tegen: ‘Ze krijgen tenminste een reëel beeld van het leven.’ Hoewel. Af en toe is het camerawerk zo mooi, dat het onwaarschijnlijk wordt dat het allemaal even documentair is. Broer en zus zijn zich niet alleen bewust van de camera (wat onderdeel is van de filmstijl en bovendien wel zo eerlijk), soms belandt de camera na een mooie beweging weer precies op het goede moment bij een van hen – alsof hij van tevoren al wist waar ze zouden zijn. En als de camera, in een glorieuze scène, met zus Belov danst, moet dat bijna ook wel afgesproken zijn. Aan de andere kant: waarom mag je als filmmaker niet iemand ten dans vragen? Hoe zij vervolgens danst, dat is weer volstrekt documentair. Ook de film als geheel danst, in een afwisseling van alledaagse taferelen en lyrische scènes die los staan van het verhaal – waarbij het hondje van de Belovs vaak de komische noot verzorgt.
Kees Driessen