In zijn speelfilmdebuut Whatever Happens Next vertelt de Duitse regisseur Julian Pörkson het verhaal van Paul, die zijn comfortabele leventje inruilt voor een bestaan gestuurd door het toeval. “Paul kan gaan en staan waar hij wil, wat heel leuk was om te schrijven.”
Ook Pörksens eerdere kortfilm Sometimes We Sit and Think and Sometimes We Just Sit draaide om een man van middelbare leeftijd, een vijftiger die ervoor kiest om in een bejaardenhuis te gaan wonen. Is vroege-dertiger Pörksen, die nu dus al twee films maakte over het ontvluchten van het bourgeois-leven, niet wat jong voor een midlife crisis? “Je bent nooit te jong voor een midlife crisis”, grapt Pörksen via e-mail. “Maar serieus: ik vind deze personages interessant omdat hun gedrag, hun ontsnapping uit de maatschappij, heel veel zegt over de manier waarop we leven, wat we belangrijk vinden, onze wensen, angsten, en de onuitgesproken regels die ons gedrag besturen. Het zijn provocaties, en daarmee kunnen ze belangrijke vragen oproepen bij het publiek. Hoe wil je leven? Wat vind je belangrijk?”
Hoe creëerde je de personages die Paul onderweg ontmoet? Zij moeten allemaal, en in het bijzonder de jonge vrouw Nele, reageren op een persoon die niet echt een kern heeft.
“Ik probeerde hem in veel verschillende werelden en situaties plaatsen, waar hij mensen met verschillende problemen en levenswijzen kan ontmoeten, zodat de film een indruk geeft van onze maatschappij. Dat was niet ingewikkeld: je volgt Paul, en hij kan gaan en staan waar hij wil (wat heel leuk was om te schrijven). Alle mensen die hij ontmoet hebben hun eigen verhaal, hun eigen reactie op hem. Ze projecteren hun verlangens en angsten op hem. Voor sommigen representeert hij een verlangen naar vrijheid (de student, de tuinier), voor anderen hun angsten (de mensen op de begrafenis), of ze vinden hem nuttig of amusant (zoals de HIV-oma).”
“Veel van die personages zijn gebaseerd op indrukken en ervaringen die ik zelf had. Nele is een geval apart. In zekere zin is zij de evenknie van Paul. Hij heeft de maatschappij vrijwillig verlaten, hij is uit vrije wil een buitenstaander. Zij is een buitenstaander door het lot, ze is niet in staat zich in het ‘normale leven’ een plek te geven. Dus zij vindt iemand met wie ze haar eenzaamheid een tijdje kan delen. Die afwezigheid van een ‘kern’ is een probleem maar ook een geschenk: het staat je toe om op een heel speelse manier compleet in het moment te leven. Overigens is die ‘kern’ bij Paul niet helemaal afwezig hoor, hij geeft heel veel om dingen, bijvoorbeeld wanneer hij in Polen bij iemand die hij niet kent blijft wanneer die sterft.”
In je boek Verschwende deine Zeit bracht je een pleidooi voor nietsdoen, en niet-doen en niet-kiezen zijn ook in de film belangrijke thema’s. Dat lijkt te botsen met een klassieke idee van wat een verhaal is, waarin conflict en ‘dingen die gebeuren’ centraal staan. Hoe ga je om met die (vermeende) tegenstelling?
“Het was heel interessant: veel mensen hadden precies hier een probleem mee voor we de film maakten. Ze konden zich het niet voorstellen dat een hoofdpersonage zo passief is. Maar ik denk dat de film laat zien dat er een fascinerend plezier in die ervaring kan schuilen. Film kan zo veel meer zijn dan alleen die klassieke conflict-narratieven. Je hebt een probleem nodig, een vraag, een sfeer, maar niet noodzakelijkerwijs zo’n geconstrueerd conflict. Tarkowski, Godard, Pasolini, Fellini, Jarmusch, Anderson – ze doen allemaal iets heel anders met film, ze creëren intense gemoedstoestanden or droomachtige ervaring, ze behandelen filosofische problemen, ze vieren een manier van leven en het ervaren van de wereld.”
Hoe koos je Lodz, en de andere locaties in de film? Waren deze bestemmingen voor jou net zo willekeurig als voor Paul?
“In zekere zin wel. Ik was op zoek naar plekken buiten het bestaande filmlandschap; ik wilde niet draaien in Berlijn of Hamburg. Daarnaast wilde ik dat Paul naar een land zou gaan waar men zijn taal niet spreekt, waar hij écht alleen is, dus ik moest ergens heen waar weining mensen Engels spreken. Ik wilde niet naar het zuiden, dat is zó’n cliché in Duitsland, het verlangen naar Italië enzo. Zo kwam ik uit op Lodz, een oude industriestad met een heel bijzondere sfeer. Voor het eind van de film wilde ik naar zee, op de een of andere manier was dat belangrijk, dus koos ik een van de lelijkste steden in Duitsland: Kiel. Het was heerlijk om deze onverwachte plekken in beeld te brengen.”
“Voor de opnames sprak ik uitgebreid met cameraman Carol Burandt von Kameke. Hij was een fantastische sparringpartner, we daagden elkaar uit en zochten naar de juiste stijl, sfeer, beweging. We wilden dat elk van de drie delen van de film (Leipzig – Lodz – Kiel) een eigen gevoel heeft. Leipzig: levendig, snel – omdat we aan het begin zijn, en de vrijheid ervaren die Paul voelt. Lodz: traag, dromerig, zwevend – hier lopen verschillende realiteiten door elkaar en is de dood nooit ver weg. En Kiel: snel, hand-held, impulsief – zoals Nele en haar relatie met Paul… Voor de scènes met de detective die achter Paul aan zit, kozen we een kalmere, meer afstandelijke stijl – totdat hij door Paul wordt geïnfecteerd…”
Hij is niet de enige: Pauls zorgeloze houding lijkt iedereen die hij ontmoet aan te steken. Hoe kwam je op dit effect?
“Hij is aanstekelijk, ja. Omdat hij staat voor iets waar heel veel mensen naar verlangen: écht vrij zijn, zonder je zorgen je maken over geld, de toekomst, veiligheid, een carrière. Ik vond het belangrijk dat we beide kanten daarvan zouden laten zien: het aantrekkelijke en het moeilijke. Hij staat voor een probleem dat we niet op kunnen lossen.”