De Japanese animator Sawako Kabuki brak in 2013 internationaal door met haar briljante, anaal geobsedeerde kortfilm Anal Juke (of ‘anale sappen’). Opvolger Master Blaster werd vertoond op Pluk de Nacht, dat de kunstenaar dit jaar eert met een retrospectief. Daarin blijken al haar korte animaties obsessief, grensoverschrijdend en tamelijk briljant. Een exclusief interview.
Eén ding waar ik in animatie erg van houd is transformatie. Uw werk zit vol met lichaamsdelen die in elkaar overvloeien, zoals in Nou Nen. Waarom? Wat betekenen die morphende lichamen voor u?
“Ik studeerde grafisch ontwerpen aan de Tama Kunstacademie, waar animatie een verplicht vak was. We kregen de opdracht een animatie van één minuut te maken. Ik besloot een animatie te maken met transformaties en dat is daarna, denk ik, een gewoonte geworden. Een andere reden is het unieke karakter van transformaties, die je niet kunt hebben in live-action films. Bovendien houd ik er echt van om ze te tekenen en om ze te zien, dus daarom gebruik ik ze zo veel. Het gebruik van transformaties heeft dus voor mij niet één specifieke betekenis. Samengevat kun je zeggen, dat voor mij animatie gelijkstaat aan transformatie.”
U speelt veel met de anus, vooral in Anal Juke en Master Blaster. De meeste kunstenaars negeren dit lichaamsdeel liever. Waarom stopt u het zo graag in uw animaties? Verdient het meer aandacht? Hebben we meer anale activisten nodig?
“Als kinderen vinden we allemaal woorden als poep, pies en piemel leuk. Ik vind ze, nu ik volwassen ben, nog steeds leuk. Ik kan het echt niet helpen, ik ben er totaal verzot op. Bovendien zullen zulke woorden niemand kwetsen of tot zelfmoord drijven. Ik zou Anal Juke willen omschrijven als een volwassen versie van deze woorden. Ik vind de anus ook minder afstotend dan de vagina of de penis. Volgens mij is dit het enige lichaamsdeel dat zowel grappig als erotisch kan zijn. Bovendien ben ik zeer geïnteresseerd in het menselijk verlangen naar uitscheiding. Preciezer gezegd: ik ben daaraan toegewijd. Ik denk inderdaad dat er meer anale activisten zouden moeten zijn. En ik denk dat de maatschappij dit zou respecteren. In Japan is er bijvoorbeeld een basisschoolmethode om kinderen op een grappige manier kanji [Japanse karakters, red] te leren. Het leerboek heet De kanji poepoefeningen en gebruikt vrolijke voorbeeldzinnen met het woord ‘poep’. Die methode is heel populair geworden.”
U heeft ooit gezegd dat Anal Juke was geïnspireerd door het beëindigen van een relatie. Hebben andere films ook autobiografische achtergronden? En wie is de bedrukt kijkende vrouw in Nou Nen, die – in de vorm van een kat – terugkeert in Summer’s Puke is Winter’s Delight? Bent u dat misschien zelf? Zo ja, waarom?
“Het grootste deel van mijn werk is gebaseerd op daadwerkelijke ervaringen. Het maken van deze films is voor mij een soort detox. Nou Nen is echter gebaseerd op een ervaring van een vriend van me.”
Die film Summer’s Puke is Winter’s Delight heeft een serieuze boodschap over anorexia. Waarom wilde u een film daarover maken? Denkt u dat animatie kan helpen zo’n boodschap te verspreiden?
“Ook Summer’s Puke is Winter’s Delight is gebaseerd op waargebeurde ervaringen. Misschien is de animatie soms moeilijk te begrijpen, maar zo heb ik deze periode beleefd. Om het kort uit te leggen: als gevolg van een liefdesrelatie kon ik niet meer stoppen met het uitkotsen van alles wat ik had gegeten. Dat was een enorm probleem en ik schaamde me te veel om er met iemand over te praten. Gelukkig heb ik dit probleem overwonnen en daarom heb ik het ook Summer’s Puke is Winter’s Delight genoemd. In de loop der tijd kunnen we verschrikkelijke dingen uit ons verleden overwinnen en weer praten en lachen. Met als detail, dat we in de winter kunnen genieten van de kots uit de zomer, nadat die heeft kunnen rijpen – net als bij Japanse rijstwijn. Mensen met een eetstoornis die mijn film zien, kunnen daaruit misschien een of andere erkenning of steun halen, maar misschien heb ik me daarvoor wel niet goed genoeg uitgedrukt.”
Japan heeft een fantastische animatietraditie, waarvan een land als Nederland alleen maar kan dromen. Waar plaatst u zichzelf binnen de Japanse animatie?
“Japanese animatie is zeker geweldig. Toen ik opgroeide heb ik veel Japanse animatie gekeken. Maar mijn eigen animatie wordt in Japan niet algemeen geaccepteerd, vermoed ik. In het buitenland heb ik vele prijzen gekregen, maar in Japan zelf blijft dat beperkt. Hierdoor maak ik me zorgen over de toekomst en vraag ik me af wat ik moet doen.”
Ten slote: wat vindt u van The Beatles (naar wie u verwijst in Ici, là et partout en Nou Nen)? Vormden zij met nummers als Yellow Submarine een inspiratie om ook muziekvideo’s te gaan maken?
“Ik vind The Beatles fantastisch! Het nummer en concept van mijn vroege werk Ici, là et partout is een cover van hun song Here, There and Everywhere. Maar een directe invloed zijn The Beatles niet geweest, aangezien ik ze pas laat heb ontdekt. Ik had al wel stukjes en scènes gezien uit hun lange animatiefilm Yellow Submarine, maar ik zag hem pas twee jaar geleden voor het eerst helemaal. Zoals u zult begrijpen, vond ik hem fantastisch. Ik hoop dat ik ooit iets zal maken dat net zo goed is. Als ik mijn favoriete lange animaties moet noemen, zet ik Masaaki Yuasa’s Mind Game op één en Yellow Submarine op twee.”
Vertaling van Engels naar Japans en weer terug door Karin van Wassenaar.