De Daily Pluk duikt achter de schermen en vraagt regisseurs naar hun inspiratie, het creatieve proces en de productie. Xavier Seron presenteert in Je me tue à le dire zwarte humor op zijn best. Hypochonder Michel ziet dankzij de ziekte van zijn moeder het leven aan hem voorbijtrekken in statische zwart-wit frames.
Michel (Jean-Jacques Rausin) ligt in een doodskist. Alvast even oefenen, zo lijkt het. Zijn moeder Monique (Myriam Boyer) ondergaat chemotherapie voor borstkanker en Michel vreest dat hij dezelfde aandoening heeft. Desgevraagd laat hij zijn nieuwe liefde Aurélie (Fanny Touron) aan de door hem gefantaseerde knobbels rond zijn tepels voelen. Moederlief vertelt haar schoondochter in spé dat ze Michel nog lang borstvoeding heeft gegeven. Michels geboorte passeerde ook al de revue, alsof de navelstreng nooit is doorgeknipt. De dertiger woont dan ook nog bij zijn moeder in huis.
Dat Michel nooit echt volwassen is geworden wordt geïllustreerd in een scène waarin hij een nepvuurgevecht begint met een jongetje in de wachtkamer van het ziekenhuis. In de montage zijn de geluidseffecten van geweren toegevoegd, zoals Michel ook allerlei denkbeeldige kwalen toevoegt aan zijn brein. Zijn stoornis wordt op pijnlijke wijze ontleed door regisseur Xavier Seron, die bijkans de zwaarmoedigheidsdokter kan worden genoemd. Hij weet dergelijke deprimerende momenten te pareren met hilarische taferelen.
Bent u zelf een hypochonder?
“Natuurlijk. Maar dat heeft niet voorkomen dat ik wel eens ziek ben. Doordat ik deze film heb gemaakt, merk ik nu dat er veel van ons zijn. We zouden een club kunnen oprichten. Helaas raakt ziekte en dood ons allen. We zijn geboren om te sterven. Dat is onvermijdelijk en duizelingwekkend. Vandaar dat ik deze film wilde maken. We lachen om dingen die niet grappig zijn, en daarmee temmen we onze angst.”
Hoe zit het met Michels relatie met zijn moeder en haar ziekte?
“Michel denkt dat hij dezelfde borstkanker heeft als zijn moeder. Dat is typisch gedrag voor een hypochonder. We kunnen kanker erven van onze ouders. Monique heeft haar zoon het leven geschonken, maar kan dankzij haar zoon eveneens dicht bij de dood brengen.”
Hoe verklaart u dat Michel zo jongensachtig is, dat hij amper volwassen oogt in zijn gedrag?
“Michel is altijd een kind gebleven. Hij is altijd blijven spelen. Michel blijft het kleine kind van zijn moeder. Hij heeft haar nodig. Tegelijkertijd werd Michel ook de ouder van zijn eigen zieke moeder waar hij voor zorgt. Soms moeten we kinderen krijgen of onze ouders verliezen om volwassen te worden.”
Hoe bedacht u de inventieve montage? In een scène wordt gesproken over borstvoeding, en vervolgens zien we een shot van twee gebakken eieren.
“Dat is iets speels: een soort van vrije associatie, een knipoog naar surrealistische en psychoanalytische principes. Ze zijn visueel, zoals met de eieren. Maar er zijn ook analogieën met geluid, zoals de piepende scanner in de supermarkt en de hartmachine in het ziekenhuis. Ik speel ook veel met homofonen. ‘Sein’ betekent borst. ‘Sain’ betekent gezond. De ‘saint’ – de heilige – draagt een ronde heiligenkrans.”
Dienen het zwart-wit en de statische cameravoering als ondersteuning van de zwarte humor?
“Zeker, de vorm is aangepast aan de inhoud. Je creëert er een zekere abstractie mee. In zwart-wit lijkt de realiteit vervormd, of opnieuw samengesteld. Hiermee ontstaat een soort kloof, een vervreemdende afstand waar komedie zich zo goed voor leent. Tegelijkertijd versterkt het zwart-wit het lichamelijke. Alsof je de personages kan ruiken en voelen. Ik kies voor de statische cameravoering omdat deze de humor versterkt. Ik vind het prettig om vanuit één hoek te filmen, net zoals Roy Andersson. Bovenal had ik voor mijn speelfilmdebuut niet heel erg veel tijd. Dan steek ik liever mijn energie in het regisseren van de acteurs, dan in het voortdurend verzetten van zware apparatuur.”
Aan het einde wordt Michel geportretteerd als Madonna met kind. Heeft dat een religieuze reden? Of een kunsthistorische reden?
“De Madonna met kind is een thema dat de kunstgeschiedenis doorkruist. Ik wilde het opnieuw belichten om de moeder-zoon relatie te benadrukken. In de museumscène zit een barokschilderij met een man met een vreemde baard – die lijkt op Michel – die een kind borstvoeding geeft. Aan het einde van de film refereer ik naar Alonso Cano’s schilderij Het bovennatuurlijke zogen van Sint Bernard.”
U noemde zojuist Roy Andersson als een van uw inspiraties. En wat dacht u van Luis Buñuel?
“De vergelijking met Bunuel begrijp ik, gezien het religieuze symbolisme in zijn werk. Ook films als Cries and Whispers of Persona van Ingmar Bergman raakten me enorm. Jacques Tati’s situatiehumor is eveneens een inspiratie. En uiteraard Woody Allen. Die speelt in vrijwel al zijn films een hypochonder.”