Geïnspireerd door de intieme gesprekken in het interactieve event The {} And stelt de Daily Pluk confronterende vragen aan festivalgangers. The Reaper gaat over de oorlog in Joegoslavië, toen goede buren plotsklaps vijanden werden. Dus vroegen we Armando en Charlotte: hebben zij ooit ruzie gehad met hun buurman?
Naast de filmcontainer vind ik Armando (36, Spaans) en Charlotte (28, Frans), beiden werkend en wonend in Amsterdam-Noord. Blijkbaar is dit al vijf jaar Charlotte’s vaste Plukplek. Het stel heeft bewust niets over The Reaper gelezen, maar dit interviewtje kan gelukkig geheel zonder spoilers uitgevoerd worden.
Armando: “Mijn buren hebben wel eens ruzie met mij, maar ik nooit met hen. Momenteel heb ik een buurvrouw die elk geluid wat ik maak lastig vindt.” Dat doet hem aan zijn moeder denken. “Mijn moeder werd vroeger altijd erg boos als er veel lawaai was. Dan stormde ze naar boven. Daar schaamde ik me als kind heel erg voor.”
Hij heeft samengewoond met iemand uit Joegoslavië, en sprak met hem over wat er gebeurt als je naasten zich opeens tegen je keren. “Hij woonde in een dorp, aan twee kanten van een rivier, met een brug, en opeens veranderde alles. Het was het moeilijkste wat hem ooit was overkomen. Hij heeft meteen zijn spullen gepakt en is naar Londen gegaan. Tranen in zijn ogen als hij het er over had. De mensen waar hij vroeger mee in het café zat, elke avond drinken en lachen, niets aan de hand, zagen hem opeens door een politieke situatie zonder aankondiging als een vijand. Dat verwacht je niet.”
Dus stel dat er een tweede Frans-Spaanse oorlog uitbreekt, wat dan? “Dan zie ik haar meteen niet meer”, lacht Armando. Volgens Charlotte ligt het genuanceerder: “Mensen die niet in hun eigen land wonen, hebben dat nationalisme veel minder. Die horen meer bij de wereld dan bij een land. Het is allemaal onzekerheid. Dat heb je met mensen, maar ook met landen. Uiteindelijk zijn het allemaal praatjes, en als je dat opeens doorkrijgt word je heel onzeker. Al die Fransen die geen Engels praten, dat is niet omdat ze het niet willen maar omdat ze het niet kunnen. En in plaats van zeggen: sorry, ik kan het niet, wordt het: je moet wel Frans met me praten.” Armando beaamt dat. “Dat was ook wat ik niet leuk vond aan Spanjaarden.”
Charlotte’s buren zeuren niet over lawaai. “Het zijn niet echt families met een hond ofzo. Er staan nu negen Mercedessen bij mij voor de deur.” Die zijn van de bovenbuurman. Onder haar wonen drie escortmeisjes. Maar niks geen ruzie. Toen ze klein was had ze ook al een voorkeur voor onconventionele buursituaties. “Wij hadden in Parijs buren die vuurtjes op de grond in hun appartement stookten. Het waren gitanes [zigeuners, LM]. Soms lag er als ik thuiskwam van school bloed op de trap. Er was veel geschreeuw, en ze hebben een keer een steen in onze keuken gegooid, die ging zo over het hoofd van mijn zus heen.” Maar ze heeft er juist van geleerd dat je ondanks je verschillen elkaar ook kunt helpen: “We begrepen niets van elkaar, het is echt een andere cultuur. Maar het was heel triest, die vrouw. Haar man was altijd dronken, en dan kwam er politie enzo. Mijn moeder had uiteindelijk zoiets van: jij bent ook een vrouw, jij hebt ook kinderen, ik snap het. Maar ik kan me wel herinneren dat ik met mijn moeder door het sleutelgat keek, zo van wat gebeurt hier?” Armando, lachend: “Daarom vindt ze Amsterdam-Noord zo rustig!”
Foto’s: Sabrina Gaudio