Wat komt er allemaal bij kijken om elf dagen Pluk de Nacht neer te zetten? Razende reporter Sam De Wilde gaat undercover in de festivalorganisatie en zoekt het uit. Gisteren mocht hij de kachel aanmaken.

Ik had afgesproken wat te gaan doen voor de Daily Pluk, dus rond een uur of vier sta ik alvast wat te lummelen op het festivalterrein. Kom, als die jongens van de Britse pers dagenlang gezellig mogen kamperen bij een kinderziekenhuis voor één fotootje van een baby dan mag een Pluk-reporter ook wel even staan kletsen, toch? Ah, nee, even vergeten dat die Britse journalisten geen vrijwilligers zijn. En vrijwilligerswerk dat gaat ongeveer zo: 

Iemand die ik helemaal niet ken, ziet me lummelen en vraagt of ze me een taak mag geven. Ik stem onmiddellijk in, want dit is duidelijk iemand die niet vaak nee te horen krijgt en ik voel me niet bepaald geroepen om haar als eerste die ervaring te bezorgen. Vreemd ook hoe iemand die mij helemaal niet kent toch precies weet hoe ik het liefst mijn mannelijkheid bewijs. Ik mag namelijk vuur gaan maken. Voor ik verdere informatie kan vragen, is ze alweer verdwenen. Vast op zoek naar andere lummelaars.

Twee wegen liggen nu voor me open. Eén: ik zoek zelf een andere lummelaar, vraag of ik hem een taak mag geven en zeg dat hij vuur mag gaan maken. Twee: ik bedenk zelf hoe ik het kan aanpakken. Ik ga voor een mix van beide en zoek een van de Pluk-programmeurs op om me te helpen. Het programma is immers rond, dus die moet wel tijd hebben.

Foto: Thijs GerbrandyWe verzamelen veel te grote stukken hout, een stukje nat karton, twee servetten en een kleine aansteker. De kachel die aangestoken moet worden, lijkt een schouw waaronder iemand de kachel zelf vergeten is. Onze mannelijkheid staat op het spel, dus we doen het maar met wat we hebben, ook al staat de wind verkeerd en regent het in de schouw/kachel. Na veel over en weer geven van de kleine aansteker en nog meer gefilosofeer over hoe je best vuur kan maken, ontstaat er een klein vuurtje. Mannelijkheid bewezen! En intussen zijn er pannenkoeken voor de vrijwilligers. Komt goed uit want wij zitten met een heel groot die-hebben-we-nu-wel-verdiend-gevoel.


Maar wanneer de pannenkoeken op zijn blijkt ook ons vuurtje op te zijn. Echt op. Er is in die kachel geen smeulende kool meer te bespeuren. Alsof we er nooit een vuurtje hadden gemaakt. Onze mannelijkheid zoekt een grote steen op het terrein en kruipt eronder, terwijl wij twee nieuwe servetten zoeken om een nieuw vuurtje mee te maken. Reporterswerk zit er toch niet meer in voor vanavond, dus ook mijn notitieblok moet er aan geloven. Interviews en ideeën uit het verleden sneuvelen, tot we genoeg vlam hebben om onze mannelijkheid opnieuw aan te warmen. Niets te vroeg: daar nadert onze opdrachtgeefster om ons werk te inspecteren. “Vuurjongens,” zegt ze, want ze weet precies hoe ze onze trots moet strelen, “dat brandt lekker, mooi werk.” Bijna terloops voegt ze er aan toe: “Dit vuur moeten we nu wel in de gaten houden.” Wij nemen dat voor wat het is, vrijwilligersspeak voor ‘dit is nu jullie taak voor de avond.’

Morgen neem ik aanmaakblokjes mee. En een nieuw notitieblok. Wie weet waar ik het voor kan gebruiken. Zo werkt dat, vrijwilligerswerk.