Pluk en planten, dat is een originele combinatie. Rachelle Klaassen brengt het plantenasiel, de plantenruilactie en een tekening met een verhaal naar het Stenen Hoofd.
Iedere plant verdient een huis. Dus zoekt Rachelle Klaassen via Facebook het juiste adres voor de juiste plant. Een actie die tijd nodig heeft. Maar voor de snelle beslissers is er misschien een betere optie. Op Pluk de Nacht kunt je je plant ruilen tegen een andere plant. Een open kast vol planten (veelal cactussen) zoeken een nieuw huis. Misschien dat de varen die je nooit mooi vindt zijn plaats ervoor kan opgeven?
Maar je kunt bij Klaassen ook terecht voor een intiemer consult. Wat voor plant ben ik? Heb ik altijd al willen weten, en Klaassen geeft er antwoord op! Ik neem plaats in een stoel tegenover haar en terwijl Klaassen driftig begint te tekenen, stelt haar collega Roos Pollmann me vragen. En dan niet van die niemendalletkes over mijn leeftijd of waarom ik op Pluk ben, maar de grote thema’s. Hoe ik terechtkwam in vraagstukken over oorlog en beschaving weet ik niet, maar ik kon het terugzien in de plant die ik was, volgens de tekening.
Het was een intense, indringende ervaring en zeer de moeite waard. Het grootste deel van het gesprek was te vreemd om hier neer te zetten, maar het begin wil ik wel prijsgeven.
Hoe heet je?
– Luuk.
Luuk, teken eens een lijn.
– [tekent een lijn]
Dat lijkt wel een piramide. Houd je van piramides?
– Ik vind ze mooi.
Piramides liggen in Egypte, houd je van Egypte?
– Een mooi land toch?
Waarom houd je van Egypte?
– Omdat ze daar een van de grootste oude beschavingen hadden.
Beschaving, is dat belangrijk voor je?
– Eh, dat denk ik wel.
Waarom?
– Omdat je zonder beschaving geen tegenbeschaving hebt, dan is alles uit evenwicht.
Dat klinkt als gelul, Luuk.
– Ja…
Je knijpt met je handen. Waarom?
– Ik word wat onzeker.
Waarom word je onzeker, Luuk?
– Omdat je deze vragen stelt.
Zo ging het verder. Ik weet nu hoe een gast van snelle talkshows zich voelt. Maar na een kruisverhoor van zo’n vijf minuten, stond ik wel weer met beide voeten op de Stenen Grond, met in mijn handen het bewijs dat ik ook best een plant had kunnen zijn.